2. Sinaai tot de 15de eeuw

Van de allervroegste eeuwen weten wij heel weinig af. Tot vóór 1565 behoorde Sinaai tot het bisdom Doornik. Wél weten we dat reeds in 1218 de heerlijkheid van Zwaanaarde bestond. De naam is een samenstelling van “Suavo”, wat op een persoon slaat en “aard” of “aart”, wat stapelplaats of aanlegplaats betekent. We zijn er zeker van dat de eerste vermelding van de naam Sinaai - buiten de akte van 1219, waarvan we de echtheid niet zondermeer kunnen aannemen - dateert van 1238 : de naam “Synai” komt in dat jaar twee maal voor in de hoofdcijnsboeken van de Gentse Sint-Baafsabdij.

Behalve de heerlijkheid van Zwaanaarde, die dikwijls aan die van Voorde gekoppeld wordt, hebben we in de loop der tijden nog andere heerlijkheden op het grondgebied van Sinaai gehad : Cauwerberg, (ter) Cluijse, Bocxlaer, Cooleghem, Wynvelde, het Hospitaal van Rijsel, Molsbroek, Bistelle of Boistel, ter Eest, Rolant en ter Cameren.

Sinaai vormde vroeger een vierschaar met Belsele. Die bleef tot in 1794 afhangen van het hoofdcollege van het Land van Waas, krachtens de keure van 1241, verleend door de reeds genoemde gravin Johanna. Sinaai had meestal vier schepenen. De eerst-aangestelde onder hen werd ook “burgemeester” of stadhouder genoemd. Daarnaast was er ook de meier: hij was de vertegenwoordiger van het grafelijk gezag en nam in bepaalde gevallen deel aan de beraadslagingen van het schepencollege. Het ambt van meier was erfelijk; toch was de bedienende meier soms een ander dan de erfmeier en het gebeurde dat er op hetzelfde ogenblik meer dan één meier dienst deed. Sinds 1305 werd het ambt van meier als erfelijk leen door de familie Zaman verworven. De laatste mannelijke afstammeling, Jan Denys Zaman, had alleen twee dochters; de oudste trouwde met J.J. Dons de ten Broeke (later Dons de Lovendegem) en verkocht de meierij in 1788 aan Jozef Verberckmoes.

© 2019 Tony De Wilde. All Rights Reserved.

Please publish modules in offcanvas position.